Toelichting: beschrijving van de thema's


VERDEDIGINGSWERKEN

Linies


Omschrijving

Een verdedigingslinie is een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengeschakelde of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen zoals inundaties, prikkeldraadversperringen, mijnenvelden en tankhindernissen. Verdedigingslinies komen voor in heel Nederland en zijn vaak aangelegd in samenhang met natuurlijke barrières zoals rivieren en kanalen of lager gelegen drassige of te inunderen terreindelen. De ligging ervan is bepaald door de ligging van het te verdedigen gebied, de positie en (verwachte) aanvalsroute van de vijand en de mogelijkheden van het landschap. Linies bestaan over het algemeen uit meerdere, achter elkaar gelegen onderdelen om diepte te geven aan de verdediging en zijn vaak over langere perioden in gebruik geweest, waarbij oorlog of oorlogsdreiging vaak aanleiding vormde voor aanpassing volgens de laatste inzichten. De in de Tweede Wereldoorlog opgeworpen linies betreffen vaak door zowel de Nederlanders als de Duitsers hergebruikte oudere linies zoals de Grebbelinie of de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ook werden volledig nieuwe linies aangelegd zoals de Duitse Atlantikwall (zie thema Atlantikwall) of de Nederlandse Peel-Raamstelling.

Archeologische verwachting

Naast het gebouwde erfgoed zoals bunkers en tankversperringen kunnen archeologische resten worden verwacht zoals de resten van gevechts- en waarnemingsposities voor infanterie, opstellingen voor geschut, loopgraven, mangaten, overstoven betonbouw, versperringen, barakken e.d.

Forten


Omschrijving

Een fort is een gesloten, naar alle zijden verdedigbaar vestingwerk met een militaire bezetting. In Nederland komen forten met name in linies voor, als deel van de Oude en Nieuwe Hollandse waterlinie, de Stelling van Amsterdam, de Grebbelinie, de Staats-Spaanse linie etc. Binnen deze linies zijn de forten met elkaar verbonden door een systeem van dijken, watergangen en inundatiekommen. Veel van deze linies zijn in de Tweede Wereldoorlog (weer) gebruikt, zowel door de Nederlanders aan het begin van de oorlog als door de Duitsers in latere jaren. Er werden op de forten kazematten, bunkers, loopgraven, commandoposten, stellingen en mangaten aangelegd.

Archeologische verwachting

De meeste forten zijn nog in het landschap aanwezig. In de Tweede Wereldoorlog zijn hieraan diverse elementen toegevoegd, zoals kazematten en bunkers. In archeologische zin worden vooral diverse typen loopgraven, mangaten en schuilplaatsen verwacht. Ook kunnen sporen van slagvelden (-> zie slagvelden) en schermutselingen of beschietingen worden verwacht.

SLAGVELDEN

Slagvelden


Omschrijving:

Een slagveld is een globaal af te bakenen terrein waar een relatief groot aantal personen gevechtshandelingen uitvoerden. Het maakt deel uit van een landschap waar alle fysieke objecten en/of sporen die van invloed waren op het verloop van de slag, samen met de herinneringen, herdenkingen en verwijzingen die zijn ontstaan of achtergebleven na de slag, gerelateerd zijn en invloed hebben op de interpretatie van het slagveld.

De ligging van slagvelden (ook wel operatieterreinen genoemd) vormt een resultaat van strategische en tactische overwegingen van beide strijdende partijen en heeft normaliter een relatie met het natuurlijk landschap, bijvoorbeeld een terrein op een hoogte of bij een rivieroversteek. De ligging is doorgaans niet gerelateerd aan een vestingwerk, stad, kasteel of een fort: een veldslag heeft een meer dynamisch karakter. Er waren aanvoerlijnen voor wapens, manschappen, munitie en rantsoenen nodig, dus een infrastructuur, en er waren bijvoorbeeld verbindingsloopgraven.

De grenzen van moderne slagvelden zijn diffuus. Bij de hier als slagveld aangegeven terreinen zijn de opstellingen voor artillerie en de locaties waar legereenheden zich voor de strijd verzamelden buiten beschouwing gelaten. Ook commandoposten en andere (logistieke) voorzieningen achter het front kunnen buiten de hier aangegeven begrenzing van het slagveld vallen.

Archeologische verwachting:

De slaghandelingen weerspiegelen zich vooral in een verspreiding van verschillende munitieartikelen. Daarnaast kunnen meer statische structuren worden verwacht, zoals resten van stellingen, versperringen, loopgraven, ondersteunende posten e.d. Ook inslagen van granaten en mortieren kunnen worden verwacht, vaak in de vorm van beschadigingen aan bestaande bouw of bomen en als microreliëf.

LUCHTOORLOG

V1-banen


Omschrijving

De V1 (Vergeltungswaffen 1) was een onbemand Duits straalvliegtuig dat als kruisvluchtwapen werd gebruikt. In tegenstelling tot de latere V2 was het in technisch opzicht geen raket. De V1’s werden vanaf een zogenaamde Abschussrampe afgeschoten, een op het doel gerichte lanceerbaan met onder een lichte hoek staande geleiderails. In totaal zijn in Nederland 42 lanceerplaatsen ingericht, die echter niet allemaal in gebruik zijn geweest. Er zijn twee groepen te onderscheiden: langs de Hollandse kust en in Twente, in het westen doorlopend tot aan de IJssel. De langs de kust afgeschoten V1’s hadden Londen als doel, die in het oosten van het land waren gericht op Antwerpen. Veel van deze lanceerplaatsen zijn aangelegd in parken of bossen, vooral vanwege de camouflage.

NB: locaties van de V2 zijn niet aangegeven op de kaart, omdat deze werd afgevuurd vanaf een mobiel lanceerplatform waarvan niet of nauwelijks archeologische sporen zijn te verwachten.

Archeologische verwachting

Op V1-lanceerplaatsen kunnen vooral betonnen fundamenten worden verwacht, meer specifiek van de lanceerplaat, de richtplaat, de montageplaat en een eventuele waterput. Ook kunnen mobilia van de bemanning van een lanceerplaats (zo’n 60 soldaten) worden aangetroffen en resten van loopgraven en facilitaire structuren zoals manschapsverblijven. Daarnaast kunnen geallieerde bomkraters worden verwacht. In Nederland zijn veel V1’s vroegtijdig neergekomen en hebben ter plekke inslagkraters achtergelaten (deze staan niet op de kaart).

Radar-/radiopeilstations


Omschrijving

De Duitsers hebben in West-Europa een dekkend systeem van radar- en radiopeilstations (Funkmessstellungen) gebouwd. Dit systeem stond er niet in één keer, maar is gelijk opgaand met de technologische ontwikkelingen vorm gegeven. Dit heeft als consequentie dat er –ook in Nederland- veel verschillende typen radarstations hebben bestaan, die op een verschillende manier zijn ingericht. De stations zijn gebouwd om overvliegende geallieerde bommenwerpers en jachtvliegtuigen vroegtijdig te onderscheppen; dit impliceert ook een uitgebreid verbindingsnetwerk tussen de verschillende stations en bijvoorbeeld operationele vliegvelden. Het hoofdkwartier was de Grossraumgefechtsstand 'Diogenes', een nog bestaande enorme bunker ten noorden van Arnhem. De radarstations liggen regelmatig verspreid over Nederland. Er zijn in het systeem drie linies te onderscheiden: de vroegtijdige waarneming en alarmering langs de kustlijn, een tweede lijn die in de loop der tijd dezelfde functie kreeg en een derde lijn die gekoppeld was aan radargestuurde zoeklichten. De stations liggen in (toenmalig) landelijk gebied.

Ook buiten de radar- en radiopeilstations stonden radarapparaten opgesteld, bijvoorbeeld als onderdeel van een luchtwachtpost, zoals te Leenderstrijp. Deze losse radaropstellingen zijn (nog) niet in het kaartbeeld opgenomen.

Archeologische verwachting:

Op de locaties van de radarstations resteren vaak nog betonnen structuren en sokkels van de radarinstellingen. Daarnaast zijn betonnen fundamenten en stenen/houten funderingen van barakken, facilitaire gebouwen, ingegraven schuilbunkers e.d. te verwachten. Ook worden resten van een (leiding)infrastructuur en versperringen, hekwerken en loopgraven verwacht.

Vliegvelden


Omschrijving:

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn enkele tientallen vliegvelden in gebruik geweest door de Duitse bezetters (en soms weer door de RAF aan het einde van de oorlog), waar onder ook een aantal vliegvelden voor watervliegtuigen zoals vliegveld De Mok op Texel. Enkele van de reguliere vliegvelden werden aanzienlijk uitgebreid en besloegen uiteindelijk enorme terreinen. Zo had Fliegerhorst Twenthe tijdens de oorlog een oppervlakte van 18 km2; op het terrein stonden 540 gebouwen, waarvan er overigens vele door de Duitsers werden vernield voordat ze in geallieerde handen vielen. Na de oorlog is het vliegveld weer in gebruik genomen door defensie en zijn een hoop structuren door inkrimping buiten het vliegveldterrein komen te liggen.

In de functionele indeling van de vliegvelden kan een onderscheid worden gemaakt in een aantal zones: de start- en taxibanen vormen het hart van een vliegveld, daaromheen liggen een zone met facilitaire gebouwen zoals de luchtleiding, gebouwen, technische gebouwen, infrastructuur, onderkomens voor manschappen (barakkenkampen) en een zone waar de vliegtuigen uit het zicht of beschermd tegen artillerie werden opgesteld in hangars of Splitterboxen, een standplaats met beschermwal. Vliegvelden kenden daarnaast een verdediging, veelal met luchtafweerstellingen. Ook vliegtuigwrakken en sporen van slaghandelingen en bombardementen komen veel voor op vliegvelden.

Archeologische verwachting:

Op voormalige militaire vliegvelden uit de Tweede Wereldoorlog kunnen zeer diverse sporen worden verwacht, vaak ook buiten de huidige begrenzing van het vliegveld. Splitterboxen tekenen zich bijvoorbeeld duidelijk in het landschap af. Verder kunnen resten van gebouwstructuren, stellingen, versperringen, loopgraven, slaghandelingen en barakkenkampen worden verwacht.

Airstrip


Omschrijving:

Airstrips zijn kleine landingsbanen die snel en bij gelegenheid werden ingericht, inspelend op het verloop van de strijd. De meeste airstrips zijn door de geallieerden aangelegd in Zuid-Nederland in 1944 en 1945. (Er bestaan ook Duitse uitwijkstrips rond militaire vliegvelden, gecamoufleerd en voorzien van afweergeschut.) Op vlakke weideterreinen of uiterwaarden werden voor het benodigde draagvlak lange ijzeren matten uitgerold waarop zogenaamde Pierced Steel Planks (PSP’s) werden gelegd. De strips kunnen vooraf geëgaliseerd zijn en van een draineersysteem zijn voorzien. Doel van de airstrips was veelvuldig: verkenningen, artilleriewaarnemingen, koeriersvluchten, aanvalsvluchten e.d.

Archeologische verwachting:

Op airstrips kunnen draineersystemen, en ophogingen voorkomen. Ook kunnen resten van PSP’s worden verwacht of sporen van facilitaire gebouwen en structuren zoals aarden wallen om brandstofdepots.

Luchtlandingsterreinen


Omschrijving

Luchtlandingsterreinen kunnen onderverdeeld worden in twee groepen: landingszones en dropzones (‘lz’ en ‘dz’ in geallieerde termen). Op landingszones werd met behulp van zweefvliegtuigen (‘gliders’) materieel aangevoerd, terwijl op de dropzones met behulp van parachutes mensen en materieel werden aangevoerd. Veel van de luchtlandingsterreinen zijn geallieerd, maar er komen ook Duitse terreinen voor, zoals bij Rotterdam. Een luchtlandingsterrein is een planmatig fenomeen waar in korte tijd mens en materieel werd aangevoerd dat zich snel diende te concentreren op zogenaamde ‘rendez-vous points’. Om die reden zijn normaal gesproken geen mangaten te verwachten; met trok snel verder. Op de landingszones werden de achtergebleven zweefvliegtuigen normaliter verbrand.

Archeologische verwachting

Op luchtlandingsterreinen kunnen parachutes en achtergebleven uitrustingsstukken worden verwacht, ook afgeworpen materieel kan achtergebleven zijn. Op landingszones zijn brandplekken terug te vinden van verbrande zweefvliegtuigen. Eventueel hebben op de rendez-vous points soldaten zich ingegraven en/of hebben hier de nacht doorgebracht.

MILITAIRE INFRASTRUCTUUR

Havens en werven


Omschrijving:

Een aantal van de Nederlandse havens is door de Kriegsmarine gevorderd, in gebruik genomen en voor hun doeleinden getransformeerd: Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland, Rotterdam en Vlissingen. Ook zijn werven in Amsterdam, Rotterdam, Schiedam en Vlissingen gevorderd. De werven werden gebruikt voor reparaties en om- en nieuwbouw van vaartuigen; bijna alle werven zijn in 1944 zwaar beschadigd, meest door de Duitsers. De havens van Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen zijn gebruikt als steunpunt in het kustkonvooisysteem voor escorteschepen en andere beveiligingsvaartuigen. De havens vormden daarnaast een basis voor vaartuigen van de Hafenschutzflottille, Vorpostenboote of dienden uitvalsbasis voor zogenaamde Schnellboote (torpedomotorboten) of tweemansduikboten van het type ‘Seehund’. Rotterdam was aanzienlijk groter en had meer (logistieke) functies zoals mijnendepot, overslagplaats of bunkerplaats.

Nadruk lag op het gebruik van bestaande voorzieningen zoals dokken, lig- en werkplaatsen. Aanpassingen betroffen vooral verdediging: de bouw van (scheeps)bunkers, munitiebunkers en geschutstellingen tegen luchtaanvallen. Ook zijn op enkele plaatsen barakkenkampen voor havenpersoneel gebouwd.

Archeologische verwachting:

Het is niet goed bekend in hoeverre door de Duitsers gebouwde voorzieningen daadwerkelijk bewaard zijn gebleven en nu (nog) deel uitmaken van de havens en werven. Duidelijk is dat een deel van de voorzieningen door de Duitsers zelf is vernield. In de bodem, of op de zeebodem, kunnen diverse sporen worden verwacht van genoemde structuren, bunkers, barakken of schepen.

Munitieopslagplaatsen


Omschrijving

In Nederland lagen tijdens de Tweede Wereldoorlog 7 grote munitieopslagplaatsen (Munitionslager of Munitionsausgabestelle). Als voorbeeld dienen de opslagplaatsen in Hoog Soeren en Kaatsheuvel. In de bossen rondom Hoog Soeren (gemeente Apeldoorn) lag een groot omheind munitiedepot van de Duitse Wehrmacht, dat in totaal circa 675 hectare besloeg. In het terrein lagen tussen de 270 en 300 munitieopslagputen. Een munitieopslagpunt (Munitionsloch) was tot een diepte van 2 m ingegraven, circa 7x11 m groot en was met een inrit verbonden met de weg. Over de put zat een dak van stalen golfplaten met dakleer dat werd ondersteund door houten palen. Het beboste terrein werd op een logische manier ingedeeld en voorzien van verschillende verbindingswegen (voornamelijk bospaden die al voor de oorlog bestonden) die door de Duitsers zijn versterkt met gesteente uit het Eiffelgebergte. Bovendien werden op verschillende plaatsen langs het hekwerk mijnenvelden aangelegd. Tijdens de bezetting werden de munitiedepots omringd door mitrailleurnesten, wachtposten, eenmansgaten, facilitaire voorzieningen, manschapsverblijven en liepen er regelmatig bewakingspatrouilles. Aan het einde van de oorlog is de munitieopslagplaats voor een deel haastig tot ontploffing gebracht.

Ook het terrein in Kaatsheuvel is gedeeltelijk opgeruimd. Het munitiedepot was van een vergelijkbare grootte en kende naast vele bunkers, parkeerhavens met camouflagemogelijkheden, een kantine en barakken voor de manschappen, een voetbalveld en zelfs een zwembad. Een belangrijk kenmerk van dit terrein waren daarnaast de zogenaamde Splitterboxen, met een wal beschermde parkeerhavens waar militaire voertuigen gecamoufleerd konden worden opgesteld.

Archeologische verwachting

Op de munitieopslagplaatsen kunnen naast aanzienlijke hoeveelheden onontplofte munitie en wapens diverse sporen worden verwacht, in de vorm van grondsporen maar ook als nog bewaard (micro)reliëf: munitieopslagpunten, Splitterboxen, loopgraven. Ook kunnen resten van infrastructuur, versterkingen en gebouwstructuren (hout/steen) worden verwacht.

Kazernes


Omschrijving

Legereenheden die niet actief zijn in een operatie, zijn ondergebracht in kazernes. De kazerne is de thuisbasis van de betreffende eenheid. Kazernes bestaan uit een omheind terrein waar onbevoegden geen toegang hebben. Op het terrein liggen gebouwen voor de huisvesting van soldaten, voor de opslag van wapens, munitie en voertuigen en voor eten en recreatie. Daarnaast liggen op het terrein vaak ook trainingsfaciliteiten, zoals een stormbaan. Kazernecomplexen beslaan vaak grote terreinen met verspreid liggende gebouwen.

De meeste kazernes die in de Tweede Wereldoorlog in gebruik waren, zijn gebouwd voor het Nederlandse leger en tijdens de bezetting overgenomen door het Duitse leger. De bezetter heeft ook enkele nieuwe kazernes aangelegd en bestaande kazernes uitgebreid. Sommige kazernes zijn nog steeds in gebruik bij Defensie, andere zijn afgestoten of zelfs gesloopt. Als voorbeeld zijn de kazernecomplexen in Ede opgenomen.

Archeologische verwachting

Op bestaande kazernes kunnen nog gebouwen uit de oorlogsjaren aanwezig zijn. Tijdens de oorlog zijn tussen de gebouwen vaak schuilloopgraven aangelegd. Op kazerneterreinen zijn verder vondsten en sporen te verwachten die gerelateerd zijn aan het dagelijks leven op de kazerne, zoals afvaldumps. Op oefenterreinen zijn resten van (oefen)munitie te verwachten. Op terreinen van voormalige kazernes kunnen daarnaast resten van bovengronds verdwenen bebouwing worden verwacht.

ONDERDRUKKING EN VERVOLGING

Onderduikersholen


Omschrijving:

Een onderduikershol is een (deels) ingegraven, verscholen schuilplaats waar mensen naar toe gingen om deportatie of arrestatie te voorkomen. Het gaat hier specifiek om gegraven schuilplaatsen, locaties van onderduikers in gebouwen zijn niet opgenomen. Over het algemeen waren onderduikersholen gelegen in bossen en wisten maar een paar mensen in de omgeving van het bestaan ervan af. In Zuid-Nederland waren ook enkele onderduikerskampen. Deze kampen vormden een uitvalsbasis voor het verzet, zoals Kamp Dennenlust bij Lierop. Een enkele keer werd er gebruik gemaakt van een natuurlijk hol, zoals de grotten bij Valkenburg.

Archeologische verwachting:

Op plekken waar onderduikersholen hebben gelegen, kunnen sporen en resten van het ingegraven hol worden verwacht. Daarnaast kunnen er mogelijk sporen bewaard zijn gebleven van eventueel aanwezige houten constructies of afval van het dagelijks leven. Bij onderduikerskampen kunnen eveneens sporen aanwezig zijn van ingegraven onderkomens, houten structuren en afval, maar is de kans op resten groter vanwege intensiever gebruik.

Kampen


Omschrijving

Een kamp is een begrensde, afgesloten plek waar groepen mensen worden geconcentreerd in daarvoor gebouwde voorzieningen, uit het oogpunt van repressie, of om humanitaire of militaire redenen. Kampen bestaan vaak uit tenten, houten barakken of noodwoningen en een aantal facilitaire gebouwen met een hekwerk eromheen tegen in- of uitbraak. Ze liggen vaak in marginale en (toen) dunbevolkte gebieden, om repressie te vergemakkelijken en/of om werkkrachten in te kunnen zetten in de landbouw of ontginning. Ook kunnen kampen langs linies liggen of hier deel van vormen.

In Nederland komen in de Tweede Wereldoorlog diverse typen kampen voor. Tijdens de Duitse bezetting waren er grofweg enkele groepen te onderscheiden: de werkkampen van de Nederlandse Arbeidsdienst (NAD), de kampen voor de internering en deportatie van het Joodse bevolkingsdeel en concentratiekamp Vught met zijn satellietkampen. De onder Duits toezicht staande NAD was opgericht om controle en invloed uit te kunnen oefenen op jong-volwassenen door lichamelijk werk en sport. Langzaam aan kreeg de NAD een minder vrijwillig karakter; vanaf 1944 werden jongeren ingezet voor de aanleg van verdedigingswerken. In Nederland waren er ongeveer veertig NAD-kampen, meestal in oorsprong vooroorlogse kampen voor de tewerkstelling van werkelozen. De overige kampen waren vooral Joodse werkkampen (circa 35) of hadden een hele specifieke functie, zoals de internering van Joods gemengd-gehuwden of Joodse prominenten. Vrijwel alle gevangenen van deze kampen gingen uiteindelijk naar Kamp Westerbork, het Joods doorvoerkamp, en vandaar naar concentratie- en vernietigingskampen in het oosten. Ook kamp Amersfoort diende als doorvoerkamp, maar dan vooral voor politieke gevangenen. In de Duits-formele zin was er in Nederland maar één concentratiekamp: Herzogenbusch, beter bekend als Vught. Dit kamp had ongeveer 12 satellietkampen, waar werkcommando’s specifiek taken moesten verrichtten. Complicerend daarbij is dat kampen meerdere functies konden hebben of van functie wisselden.

Archeologische verwachting

Op plekken waar kampen hebben gestaan kunnen sporen en resten van houtbouw en/of stenen funderingen worden verwacht. Deze kunnen van barakken, tenten, noodwoningen of facilitaire gebouwen zijn. Om het kamp heen kunnen sporen van greppels, sloten en/of hekwerken worden verwacht. Ook aanverwante structuren zoals putten, dumps, latrines, leidingen e.d. kunnen worden aangetroffen.

NIET LANDSDEKKEND

Executieterreinen


Omschrijving

Een executieterrein of fusilladeplaats is een over het algemeen aan het oog onttrokken plek waar verzetsstrijders of andere door de Duitsers ongewenste personen werden geëxecuteerd. Het betreft bijvoorbeeld een duinpan (Waalsdorpervlakte) of open plekken in een bos of beboste omgeving (bijvoorbeeld Leusderheide). Executieplaatsen kunnen deel vormen van een kampterrein, zoals de executieplaats van Kamp Vught. Dergelijke plekken kunnen incidenteel zijn gebruikt of structureel. In sommige gevallen dienden dergelijke plekken tegelijk als (massa)graf zoals de executieplaats op de schietbaan van Kamp Amersfoort.

Archeologische verwachting

Op executieterreinen kunnen patroonhulzen en kogels worden verwacht. Kogels kunnen in eventueel aanwezige kogelvangers achtergebleven zijn. Deze kogelvangers zijn soms daarvoor aangelegde wallen (Vught) en dus als zodanig soms nog aanwezig. Ook kunnen ze een natuurlijke oorsprong hebben (een duin). Verder kunnen graven of resten hiervan verwacht worden. In een enkel geval kunnen markeringen zoals grafstenen of –kruizen worden verwacht.

Vestingwerken rondom steden


Omschrijving:

In de verdedigde steden kunnen twee typen worden. In de eerste plaats zijn dit de steden die deel uitmaken van een verdedigingslinie, waarvan de verdedigingswerken niet alleen om de stad heen lagen, maar tevens deel uitmaken van een lineaire structuur (zie thema linies). Voorbeelden hiervan zijn Assen, Delft en Groningen. Verder zijn er verdedigde steden met een strategische betekenis, maar die geen deel uitmaken van een linie (de Duitsers noemden dit Stützpunkte), zoals bijvoorbeeld het zwaar verdedigde Hilversum waar de staf van de Wehrmacht huisde. Steden zijn doorgaans omringd met tankgrachten. In de zone voor de tankgracht zijn voorposten ingericht, terwijl erachter twee of drie loopgravenstelsels werden aangelegd, waarmee de verdediging enige diepte kreeg.

Archeologische verwachting:

Rond verdedigde steden kunnen tankgrachten , stellingen, voorposten, luchtafweergeschut en loopgraven worden verwacht. In sommige steden is (zwaar) gevochten of de stad is gebombardeerd. In dat geval kunnen daarvan sporen worden aangetroffen.

Verdedigingswerken rondom bruggen


Omschrijving:

Op strategische locaties gelegen bruggen en brughoofden zijn in mei 1940 door het Nederlandse leger versterkt en verdedigd. Ook de Duitsers (bijvoorbeeld Arnhem) hebben verdedigingswerken rond brughoofden aangelegd. De bruggen over het Hollands Diep bij Moerdijk, Willemsdorp en Willemstad vormen een goed voorbeeld hoe deze verdediging vorm heeft gekregen. De inrichting van het noordelijke landhoofd aan het Hollands Diep bij Willemsdorp schetst goed hoe een dergelijke verdediging vorm kreeg. Hier is een serie rivierkazematten aangelegd en zijn enkele stellingen voor luchtdoelverdediging opgetrokken. Spoor en weg werden versperd; rond het brughoofd en op de oever werden veldversperringen ingericht. De gemobiliseerde troepen waren ingekwartierd in hiervoor gevorderde huizen in Willemsdorp en een speciaal hiervoor gebouwd barakkenkamp (zie ‘mobilisatiekamp’). Tenslotte ken de het dorp een afmeerplaats voor de vaartuigendienst, ten behoeve van de verdediging op het water. De stellingen rond de Willemsbrug zijn in 1940 door de Duitsers aangevallen. De versterkingen en het brughoofd zijn gebombardeerd, beschoten door artillerie en over land aangevallen (zie ‘slagvelden’).

Archeologische verwachting:

De te verwachten archeologische sporen zijn veelvuldig: het betreft de resten van versperringen en stellingen, loopgraven, slaghandelingen en manschapsverblijven in de vorm van barakken.

Bombardementen


Omschrijving

Zowel van Duitse als geallieerde zijde zijn diverse steden in Nederland gebombardeerd. Enkele historische binnensteden zijn hierbij zwaar beschadigd, zoals Middelburg, Venlo, Nijmegen en uiteraard Rotterdam. Naast de inslagen zelf, zorgden grote branden vaak voor veel leed en schade. Het puin werd afgevoerd of in kelders, inslagkraters en zelfs grachten geschoven. Naar blijkt heeft de wederopbouw-architectuur een conserverende werking op de lagen met puin en artefacten. De grote emotionele en symbolische betekenis van deze artefacten blijkt uit divers onderzoek. Daarnaast is in sommige gevallen onduidelijkheid over motief (gelegenheidsdoel, vergissingsbombardement e.d.), verloop van de strijd of zelfs schuldvraag – en kan onderzoek naar munitieartikelen hier uitsluitsel over leveren. De gedeeltelijke vernietiging van de binnenstad van Middelburg is daar een voorbeeld van. Hierover bestaan tot op de dag van vandaag verschillende theorieën.

Archeologische verwachting

In gebombardeerde steden kunnen met name persoonlijke bezittingen worden verwacht in dichtgeschoven kelders, grachten, inslagkraters. Brand- en puinlagen kunnen in de ondergrond worden aangetroffen, evenals bom- of granaatscherven.

Oefenterreinen bombardementen


Omschrijving

Om vliegtuigbemanningen te trainen in het uitvoeren van bombardementsvluchten, richtte de bezetter op verschillende plaatsen terreinen in voor oefen-bombardementen. Op deze terreinen legden ze doelen aan, bestaande uit opgeworpen grondlichamen in de vorm van schepen, die gebombardeerd werden met betonnen oefenbommen. Deze bommen waren voorzien van glazen capsules met een chemisch middel dat na breuk zorgde voor een rookpluim. Zo was de locatie van de inslag te bepalen door een waarnemer in een nabijgelegen observatiebunker.

De oefendoelen zijn doorgaans aangelegd op relatief vlakke (heide)terreinen en lagen in de nabijheid van vliegvelden gebruikt door de Luftwaffe. Als voorbeeld is het oefenterrein op de Landschotse Heide opgenomen, waar zeven schepen zijn aangelegd.

Archeologische verwachting

Op dergelijke terreinen kunnen sporen worden verwacht van de als doelen aangelegde grondlichamen. Deze zijn vaak nog in het landschap zichtbaar. Ook kunnen resten aanwezig zijn van een observatiebunker, of een als zodanig gebruikt ander bouwwerk. Op en nabij de oefenterreinen worden vaak betonnen oefenbommen gevonden.

Schijnvliegvelden


Omschrijving

Om geallieerde bommenwerperbemanningen te misleiden, heeft de Duitse bezetter tijdens de oorlogsjaren veel schijnvliegvelden aangelegd. Deze schijnvliegvelden moesten de aandacht afleiden van de echte vliegvelden en andere doelen. In de omgeving van vrijwel elk belangrijk vliegveld werden één of meer schijnvliegvelden aangelegd. Ook werden schijnvliegvelden aangelegd die niet in de omgeving van een vliegveld lagen, deze dienden om de aandacht van andere doelen af te leiden. Soms werden bestaande, Nederlandse vliegterreinen in gebruik genomen als schijnvliegveld. De meeste schijnvliegvelden zijn aangelegd in de periode 1940-1942 en de meeste bleven tot in 1943 in gebruik. Meestal werden ze uitgevoerd met namaakstartbanen en gebouwen (hangaars). Soms waren de namaakstartbanen zelfs voorzien van verlichting. Vrijwel altijd werden houten vliegtuigen opgesteld, die in sommige gevallen met verlichting over rails werden voortbewogen, alsof het een taxiënd vliegtuig betrof. Dat de misleiding vaak heeft gewerkt, blijkt uit het feit dat veel schijnvliegvelden daadwerkelijk zijn gebombardeerd. Dat dit gebeurde met houten bommen, omdat de geallieerden de truc door zouden hebben gehad, is een hardnekkig mythe. Alhoewel de ligging van de schijnvliegvelden bekend is, zijn ze landelijk niet als vlak op de kaart te zetten. Als voorbeeld is schijnvliegveld Vogelenzang (SF. 14) opgenomen.

Archeologische verwachting

De archeologisch verwachting van schijnvliegvelden is beperkt tot sporen van structuren (gebouwen) die ter misleiding werden aangelegd. De bovengrondse structuren zullen na de oorlog vrijwel geheel zijn verwijderd. Mogelijk dat in meer uitgebreide gevallen resten van rails en andere technische voorzieningen bewaard kunnen zijn gebleven. Aangezien diverse schijnvliegvelden daadwerkelijk zijn gebombardeerd, moet ook rekening worden gehouden met (resten van) explosieven.

Hoofdkwartieren


Omschrijving:

Diverse eenheden van het Duitse leger hadden tijdens de bezetting in Nederland hun hoofdkwartieren, meestal in al bestaande bouw. In een uitzonderlijk geval is een betonnen stad gebouwd: Bilthoven. In 1942 werd in verband met de kustverdediging en de dreiging van een westelijk front het 88e Duitse Legerkorps opgericht. Dit legerkorps had haar hoofdkwartier in eerste instantie op het Janskerkhof in Utrecht, maar verhuisde in verband met betere camouflagemogelijkheden tegen luchtaanvallen naar Bilthoven. Hier werden tientallen betonnen bunkers met verschillende functies gebouwd. Om deze deels nog bestaande structuren hebben honderden mangaten (ingegraven betonnen ringen), prikkeldraadversperringen, loopgraven en wachtposten gelegen.

Archeologische verwachting:

Een aantal van de bunkers is nog in het landschap aanwezig. Daartussen en eromheen kunnen loopgraven en mangaten worden verwacht. Ook kunnen bomkraters en schade door scherven worden verwacht: het terrein is door de geallieerden gebombardeerd.

Verdedigingscomplexen Atlantikwall


Omschrijving

De Atlantikwall is een op last van de Duitsers aangelegde verdedigingslinie van de Noordkaap tot aan de Spaanse grens en bestaat uit batterijen, versperringen en bunkers die op strategische plekken geconcentreerd zijn aangelegd, maar evenzeer onderling aaneengeschakeld zijn. De stellingen waren ingericht op aanvallen vanuit zee, maar ook vanuit de lucht en over land. Uitgebreide tankversperringen vormen in het Hollandse duingebied een karakteristiek element. De Atlantikwall bestaat uit meerdere, achter elkaar gelegen onderdelen om diepte te geven aan de verdediging, zoals bij de Festungen een kustfront met zware kustbatterijen en een binnenste en buitenste landfront. De kleinere eenheden waren de zogenaamde Widerstandsneste en Stützpunkte, die bestonden uit een of enkele bunkers met een specifieke functie. Op sommige plekken waren deze eenheden geclusterd door de bouw van meer bunkers en tankhindernissen: de zogenaamde Stützpunktgruppen. De Festung Hoek van Holland en de Festung IJmuiden vormden in Nederland de belangrijkste locaties; deze kenden een zware verdediging met bunkers, mijnenvelden en andere versperringen.



Archeologische verwachting

Het erfgoed van de Atlantikwall kan in twee groepen worden gesplitst: het bouwhistorische erfgoed (bunkers, tankversperringen e.d.) en de meer archeologische component die bestaat uit (de resten van) loopgraven, mangaten, overstoven betonbouw, barakken e.d.

OVERIGE GEBIEDEN

Overige gebieden


Omschrijving


Gezien het indicatieve, landelijke karakter van de kaart zijn veel kleinere objecten en structuren nog niet opgenomen in IKME 1.0. In sommige gevallen omdat er geen landsdekkend beeld is, in andere gevallen omdat er onvoldoende informatie is om de thema’s als vlakken of punten op de kaart te zetten. Waar overzichten beschikbaar zijn, wordt daar in de onderstaande lijst naar verwezen. Het streven is deze thema’s op te nemen bij een update van IKME. Hulp van publiek is daarbij welkom, aanvullingen kunnen doorgegeven worden aan de IKME redactie, zie Contact.

Archeologische verwachting


In deze zone kunnen resten worden verwacht van:

  • Scheepswrakken in waterbodems

  • Vliegtuigcrashlocaties, zie http://verliesregister.studiegroepluchtoorlog.nl

  • V1- en V2-crashlocaties, zie http://www.vergeltungswaffen.nl

  • Voormalige (nood)begraafplaatsen en veldgraven

  • Loopgraven en geschutsopstellingen buiten linies en slagvelden

  • Schuilloopgraven en schuilkelders

  • Opstellingen voor zoeklichten, waarnemingsposten etc.

  • Onderduikholen (‘verborgen dorpen’)

  • Opmars- en deportatieroutes

  • Geallieerde kampementen

  • Dumplocaties